Een hogere rekenrente voor pensioenfondsen zit er echt niet in was de boodschap van minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken op het recente jaarcongres van de Pensioenfederatie, de koepel van Nederlandse pensioenfondsen. Koolmees wond er geen doekjes om: daar ziet hij net als De Nederlandsche Bank niets in. Het sleept al zo’n vijftien jaar, maar Koolmees deed geen uitspraak hoelang het nog gaat duren voor er een akkoord komt voor een nieuw pensioenstelsel. Hij wil van de Sociaal-Economische Raad een unaniem advies, maar de gesprekken van werknemers, werkgevers en kroonleden gaan uiterst moeizaam door belangentegenstellingen. Vorig jaar leek er een plan te liggen voor een persoonlijk pensioen: ieder krijgt een eigen pot bij gezamenlijk beleggen. Maar er was te weinig draagvlak bij vakbonden en een aantal pensioenfondsen. De padstelling duurt dus voort. Pensioenfondsdeelnemers verkeren nog steeds in onzekerheid wat er met hun pensioen gaat gebeuren. En nog steeds zijn ze het kind van de rekeningen en wordt er niet geluisterd naar wat zij zelf graag zouden willen. Ze zijn de speelbal van uiteenlopende belangen. Nu ligt er een voorstel van werkgevers en werknemers dat deelnemers veel minder zekerheid biedt over hun pensioen. De gedachte is dat er sneller pensioen verhoogd kan worden als het meezit op de beurs en sneller gekort worden als het tegenzit. Dat klinkt redelijk, maar is het niet. Want gewenste zekerheid rond pensioenuitkeringen komt dan te vervallen doordat deelnemers beleggingsrisico’s volledig voor de kiezen krijgen. Dat kan niet ‘zomaar’: “deelnemers let op uw saek”. Als de routes van verhoging van rekenrente en eigen pensioenpot afgesloten worden, dan mag en kan niet zomaar voor de route gekozen worden van “duw dan maar de risico’s door naar pensioendeelnemers”. Bedenk hierbij dat de huidige dekkingsgraden rond 109% schurkt, dus rond het niveau van korten. Bedenk tevens dat na tien prachtige beleggingsjaren – waar deelnemers financieel niets van hebben gemerkt – beleggingsanalisten voorspellen dat veel mindere jaren voor de boeg liggen. De trendmatige rentedaling slaat om in renteverhoging en daar horen immers magere beleggingsjaren bij. Zo onbetrouwbaar mag en kan de overheid niet zijn.
In dit verband is het nuttig om het nog niet zo verre verleden in herinnering te roepen. In 1990 hadden pensioenfondsen een gemiddelde dekkingsgraad van 230% en die in kelderde naar 90% in 2008/2009. Dat was opmerkelijk, want de negentiger jaren vertoonden superrendementen. Alle beleggingscategorieën presteerden toen over de top, met twee jaren aandelenrendementen boven 40%. En toch kelderde de dekkingsraden. Waardoor kwam dat? Allereerst speelden een drietal externe factoren een rol. De trendmatige daling van de lange rente sloeg neer in een hogere calculatie van de verplichtingen door het loslaten van de vaste rekenrente van 4%. Ten tweede waren er de ICT crisis en de kredietcrisis. De derde factor was “langleven”: we worden ouder, waardoor verplichtingen oplopen. Maar die factoren verklaarden nog niet het zo kelderen van de dekkingsgraden. Waardoor dan? Er zijn in de jaren negentig ernstige beleidsmatige fouten gemaakt waaraan men liever niet herinnerd wordt. We hebben het dan over de uitholling van de fondsen door premiekortingen, te hoge pensioenuitkeringen, doorstoten van emissierestanten naar de fondsen en onttrekking van pensioenfondsvermogen door de sponsor, het bedrijf. In het programma Zembla verdedigde toenmalig minister Onno Ruding het overheidsbeleid om financieringsproblemen op te lossen door miljarden te onttrekken aan de reserves van het ABP. Pensioendeskundige en oud-topman van het ABP prof. Jean Frijns noemde dat er ‘rooftochten werden gehouden door de overheid”. Hoe hoog die onttrekking aan de pensioenkassen is geweest is nooit officieel berekend. In de Hoorzitting van 2010 over de problematiek werd mijn berekening (terecht) verworpen en adviseerde ik het actuarieel te laten calculeren, want het is toch verstandig deze belangrijke factor te weten. Tweede Kamerlid Paul Rosenmöller vroeg aan toenmalig staatssecretaris Mark Rutte waaruit de uitholling bestond en om welk totaalbedrag het gaat. Maar Rutte weigerde onder het motto: het geeft onrust, gedane zaken nemen geen keer, zand erover. Actuarissen sloegen toch aan het rekenen en fluisterden een bedrag van onttrekking van tenminste 150 miljard euro, een bedrag wat inmiddels een veelvoud is na de glorieuze beleggingsrendementen van de afgelopen tien jaar. Het lijkt me goed om te stipuleren dat de lage dekkingsgraden van dit moment in feite niet aan de orde zouden zijn geweest als die onttrekkingen niet hadden plaatsgevonden bij correct beleid. We hadden in die jaren inderdaad een roze gekleurde bril op, maar dit neemt niet weg dat malheur gebeurd is. Je kunt er wel zand over gooien, maar we zijn het niet vergeten. Er rust dus nog een ereschuld bij de overheid.
Een pensioenfonds is een specifiek type financiële instelling met een sociale doelstelling, die er met name op is gericht om deelnemers van een zo goed mogelijk pensioen te voorzien. Een pensioenfonds moet opereren binnen delicate kaders van machtsfactoren. Werkgevers zijn verzameld in de werkgeversvereniging en werknemers in de vakbonden. Zij geven samen vorm aan het beleid. Pensioendeelnemers, nota bene de eerst betrokkenen, hebben deelnemersraden, maar zij zitten niet aan tafel bij het overleg. En dat wreekt zich: 'Wij onderhandelen over u, bij u, zonder u’. Voor vakbonden vormen pensioenfondsen een laatste machtsbolwerk. Hebben de vakbonden toentertijd niet opgelet? Jawel, maar zij wilden goede sier maken met lage premies en vormden twee handen op één buik met de werkgevers. Door de sociale partners en de koepels is er toen voortdurend op gehamerd dat deelnemers vertrouwen moesten hebben. Hallucinant. Deelnemers moesten vertrouwen hebben na alles wat er qua uitholling gebeurd was. Ze kunnen geen vuist maken en vormen geen machtsfactor. Vanuit hun positie hadden ze geen of onvoldoende inzicht op de complexe problematiek. Voor het hanteren van de dekmantel van ‘vertrouwen’ wordt dan al snel gekozen. Frappant is dat nog steeds voor “u moet vertrouwen hebben” gekozen wordt. Journalist Cees Grimbergen gaf in zijn tv programma ‘het Nationaal Pensioendebat’ van mei 2018 een overzicht van wat er allemaal mis is in deze sector, vooral gezien vanuit deelnemers van de pensioenfondsen. In dat debat worden pensioen bobo’s geconfronteerd met deelnemers. Grimbergen lardeert het debat met cijfers en shots van interviews. Het is een hilarische en onthutsende ontmoeting. De bobo’s gaan op een gênante manier onderuit. Ik noem slechts een paar conclusies. Het Nederlandse pensioenstelsel is niet transparant en misleidend. Waar pensionado’s gekort worden gaan pensioenbobo’s over de top qua inkomens, qua vertrekpremies (2,5 miljoen euro is genoteerd, FB) en qua stapeling van functies. Pensioenwetenschappers volgen dit gedrag gretig. Pensioenuitvoerders maken flagrante fouten in uitkeringen zonder excuses te maken. Pensioenfondsbobo’s weigeren een pensionado in het gelijk te stellen maar worden daartoe gedwongen na het verliezen van een rechtszaak. Deelnemers moeten meer premie betalen maar ontvangen minder uitkeringen. Pensionado’s worden niet serieus genomen. Ze vormen geen machtsfactor dus laat ze maar kletsen. Het stelsel is gebaseerd op solidariteit en vertrouwen, maar van degenen die dit het hardst roepen, de pensioenbobo’s van de grote fondsen, komt de minste solidariteit. Zij vullen hun zakken, terwijl pensionado’s achter het net vissen. Aldus het Nationaal Pensioendebat.
Wat een afschuwelijke vertoning is dit en het sleept maar voort. Vormt dit de terechte achtergrond van “Laat het systeem maar zoals het is en duw deelnemers de risico’s maar door de strot”? Lijkt me niet. Er is in feite alle reden voor een stelselwijziging. Het blijkt dat een systeem dat functionarissen op het spek bindt het lastig krijgt. Lieden die de mond vol hebben van solidariteit, empathie en vertrouwen dienen gewantrouwd te worden. Het zijn veelal kreten om anderen te paaien. Ze worden zelden opgevolgd door eigen daden. Eigen belang prevaleert. ‘Vindt u dat we solidair moeten zijn met anderen? Okay, maar laat u mij eerst eens zien hoe solidair u zelf bent’.
Tot slot, mijn standpunt van 2011 is nog steeds actueel. Hoe kan het ook anders, er is sindsdien voortgemodderd. Mijn advies was en is: als u per se risico’s naar deelnemers wilt schuiven – als het niet anders kan - doe dit dan, maar: voor wat hoort wat. Bij een totaalbedrag bij pensioenfondsen van circa 1,5 triljoen euro gaan we ‘no way’ deelnemers gedwongen hun rechten laten afstaan zonder dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds op een ordentelijk niveau is gebracht. En als we thans uitgaan van de beleidsdekkingsgraad van 109%, dan kun je je afvragen wat een ordentelijk niveau is voor een gemiddelde dekkingsgraad. Dat niveau wordt door De Nederlandsche Bank aangegeven en ligt op 120%. Het is als het ware een spaceshuttle die je naar grote hoogte brengt om deze daarna veilig en zelfstandig zijn weg te laten vervolgen. Zo moet ook het pensioenfonds naar deze hoogte, 120%, gebracht worden. En doe daar s.v.p. nog wat bij voor alle ellende die deelnemers hebben moeten ervaren. Dan praten we over het bedrag van de uitholling, de 150 miljard euro plus beleggingsrendementen daarover. Dat moet erbij voordat je fondsen zelfstandig hun weg wilt laten vervolgen en deelnemers voluit de beleggingsrisico’s wilt laten lopen.