Moreel leiderschap is een hot issue in de Nederlandse politiek. Fatsoen, normen en waarden zijn weer aan de orde van de dag in deze campagnetijd. Zijn het holle frasen? Hoe belangrijk is moreel leiderschap in de politiek eigenlijk? Moreel leiderschap wordt doorgaans in verband gebracht met ethische en universele waarden zoals eerlijkheid, respect, vriendelijkheid, dienstbaarheid, geloofwaardigheid, rechtvaardigheid en integriteit. Principes die overal gelden, ongeacht cultuur en tijd. Bij moreel of ethisch leiderschap gaat het er om dat men toont niet het product te zijn van de omgeving, maar dat men in staat is zelf een omgeving te creëren met een eigen moreel kompas. Er is moed voor nodig om soms tegen de stroom in te zwemmen. Aan deze omschrijving dient toegevoegd te worden dat men bereid moet zijn rekenschap af te leggen omtrent gedane handelingen en gedrag, de ‘accountability’. Men is verantwoordelijk voor eigen daden. Als men moreel leiderschap bezit dan kan daaraan de nodige autoriteit ontleend worden. Onze politieke leiders scoren niet hoog op moreel leiderschap en daarmee samenhangend hebben ze een geringe autoriteit. Het ontbreekt hen vooral aan moed, eerlijkheid en accountability. Voorbeelden zijn er te over. Jeroen Dijsselbloem wijt de opkomst van populisten aan financiële crises en Jan Terlouw toont zich radeloos. Hij huilt in DWDD over de teloorgang van onderling vertrouwen in ons land zodat een touwtje uit de brievenbus niet meer kan. Opvallend is dat beide politici en zoveel anderen nimmer de hand in eigen boezem steken. Het ligt nooit aan hun eigen beleid. Jan Terlouw is nota bene vele jaren Tweede Kamerlid en vicepremier geweest. Hij is er zelf bij geweest, maar ‘accountability’ is afwezig. Het zijn altijd anderen en externe omstandigheden die een negatieve ontwikkeling veroorzaakt hebben. De opportunistische “Normaal” advertentie van premier Mark Rutte is van hetzelfde laken een pak. De tekst is een aanklacht tegen de verloedering van onze maatschappij en wijst in de richting van bepaalde groepen in onze samenleving, maar het ontbreekt Rutte aan de moed en eerlijkheid die groepen bij naam te noemen. Bovendien spoort de tekst over verloedering niet met “waanzinnig gaaf land”. Hij toont zich niet accountable, want de verloedering is nota bene tijdens zijn minister-presidentschap sinds 2010 fors voortgeschreden, zoals hij zelf constateert. Was dat vroeger anders? Hadden politieke leiders meer moreel leiderschap en autoriteit? Daar zou onderzoek naar gedaan kunnen worden, maar bijvoorbeeld dr Willem Drees, dr Joop den Uijl en mr Harm van Riel indachtig, lijkt het daar wel op. Dat waren uiteraard geheel andere tijden, minder transparant, geen internet etcetera. In zijn boek “Moreel erfgoed, koers houden in een tijd van ontwrichting”, zegt prof dr Bas de Gaay Fortman dat een gebrek aan moreel leiderschap gevaarlijk is. Hij stelt dat ons moreel erfgoed bescherming verdient omdat ‘het anders erg mis kan gaan’. Hij brengt moreel leiderschap in verband met religie en adviseert ons als je het hebt over geloof te beginnen met respecteren. Daarover kun je twisten. Zowel in het verleden als in het heden, roept het ethisch handelen van religieus bevlogenen lang niet altijd gevoelens van respect af. Respect is niet een totaalpakket wat je in één keer afneemt. Respect moet verdiend worden. Er is geen enkele reden om mensen die vredig gelovig zijn niet te respecteren. Dat laat onverlet dat het geloof op zich aan kritiek onderhevig mag en moet zijn, zonder dat dit respectloos genoemd behoeft te worden. Godsdiensten moeten bekritiseerd kunnen worden. De Britse futuroloog Arthur C. Clarke (1917-2008) zei ooit dat de grootste tragedie in de geschiedenis van de mensheid zou wel eens het zich toeëigenen van de moraliteit door godsdienst kunnen zijn. Voor morele standpunten moeten andere dan religieuze argumenten worden gehanteerd. Men is zelf verantwoordelijk voor wat men doet en hoe men handelt. Je kunt kennis nemen van mensen die je ten voorbeeld strekken en je daardoor laten inspireren. Maar ethisch gedrag dient niet ontleend te worden aan een religieus systeem. Rigiditeit, intolerantie, vooringenomenheid en afwijzing van andersdenkenden liggen dan in het verschiet, met godsdienstwaanzin aan het einde van de tunnel. Denk zelf na en weeg zelf af. Ethisch handelen staat in relatie tot universele waarden en principes. Daar heb je dus geen godsdienst voor nodig. Wat opvalt is dat Terlouw en De Gaay Fortman nu pas, tegen het eind van hun leven, met een zorgelijk verhaal komen dat dit een tijd is van ontwrichting en dat moreel leiderschap ontbreekt. Zij zijn al die jaren politicus geweest. Ze zijn er zelf bij geweest en hebben gezien hoe het verloederde. Wat deden ze er aan? Zou enige rekenschap niet op z’n plaats zijn geweest? Het lijkt er op dat ze al die tijd niet bij de les waren. Nu mogen anderen het vuile werk opknappen en er voor zorgen dat wij en onze kinderen in een acceptabele samenleving kunnen leven. ‘Voor een land dat we willen doorgeven’.