Halsema’s benadering verdient steun contra salafisten

Geschreven door:

Burgemeester Femke Halsema gaat niet samenwerken met salafistische organisaties, zoals haar voorganger Jozias van Aartsen. De ontwikkeling van salafistische instellingen in Amsterdam baart haar zorgen en ze wil haatpredikers buiten te deur houden. Halsema schrijft in een brief aan de Amsterdamse gemeenteraad dat radicalisering en polarisatie moet worden voorkomen.

Men vraagt zich nu af: is Halsema’s aanpak de juiste? Om die vraag te kunnen beantwoorden is het goed om eerst eens na te gaan wat salafisme inhoudt en daarna te bezien wat een passende houding is. Halsema wil een ’solide wetenschappelijk netwerk opbouwen’ dat op het gebied van radicalisering gevraagd en ongevraagd advies kan geven. In mijn boek “Waarom haten ze ons eigenlijk?” (2016) geven diverse wetenschappers, arabisten, hun visie op salafisme. Arabist Simon Admiraal schrijft dat het salafisme verheerlijkt en verabsoluteert in zijn zuivere vorm het handelen van Mohammed en zijn compagnons, de bekeerlingen van het eerste uur, in het Arabië van de zevende eeuw. Het zijn verhalen van een streng puriteinse beweging die hun legitimiteit baseren op het idee dat een godheid zich op ieder moment tot de kleinste details van het leven bemoeit met ons mensen op aarde. En dat Mohammed degene was die wist wat de godheid bedoelde, wenste en verbood. Die verhalen staan volgens Admiraal bol van karavaanberovingen, moord en doodslag, concurrentie tussen vechtersbazen, strenge devote leefregels om de god te behagen en vijandschap tegenover alles en iedereen buiten de eigen groep. Het is gevaarlijke literatuur voor wie dit allemaal letterlijk neemt. In het verloop van de tijd heeft deze stroming veel prijs moeten geven aan de realiteit van medeburgers die een minder strenge omgang met godsdienstige idealen nastreefden. Maar de verhalen bleven bestaan en worden gekoesterd in een canon van literatuur dat nog steeds geldt als onaantastbaar. Relativering van deze begintijd van de beweging of fundamentele kritiek erop is taboe en in vele moslimlanden strafbaar. Het salafisme verkeert voortdurend in conflict met pogingen van mensen om een vrijer gedachtegoed te uiten. Volgens Admiraal beschouwt salafisme als zeer grote vijand het secularisme: de filosofie die probeert godsdienst te ontdoen van dwingende aanspraken op maatschappij en politiek, zonder mensen het recht te ontnemen in een god te geloven.

De Belgische filosoof prof. dr. Dirk Verhofstadt (1955) schrijft dat salafisten zich keren tegen andersgelovigen zoals christenen, Joden en atheïsten, maar ook tegen de zogenaamde 'kuffar', namelijk moslims die er in hun ogen ketterse ideeën op nahouden zoals de sjiieten, alevieten en soefi's. Gevaarlijk voor onze samenleving is volgens Verhofstadt dat salafisten zich afkeren van onze democratie omdat die de burgerlijke wetten boven het woord van God of Allah plaatst. Het salafisme staat haaks op onze democratische waarden. Zo verwerpen ze de gelijkwaardigheid van man en vrouw, de scheiding van geloof en staat, de vrijheid van meningsuiting, het recht op zelfbeschikking, en homoseksualiteit. Salafisten verwerpen het recht van het individu, in het bijzonder van vrouwen, om zelf te beslissen over de belangrijke zaken in hun leven. Salafisten eisen zelfs in onze westerse landen het recht op om binnen hun gemeenschap eigen regels op te leggen, zoals via shariarechtbanken die oordelen over het familierecht - maar volgens de meeste salafisten moet dat uiteindelijk worden uitgebreid over alle takken van het recht. De kern van het salafisme is volgens Verhofstadt een absolute loyaliteit ten aanzien van God en de islam en de afkeuring van alles wat niet islamitisch is. Het leidt ertoe dat sommige, vaak jonge moslims zich hier radicaal afkeren van onze normen en waarden en soms zelfs bereid zijn geweld te plegen als goddelijke opdracht. Dat betekent niet dat alle salafisten het geweld van IS goedkeuren en terreur verheerlijken. Volgens Verhofstadt zetten zelfs de a-politieke salafisten die IS afkeuren, moslimgelovigen aan tot afkeer en afzondering van de niet-islamitische samenleving.

De zogenaamde Zilveren regel stelt dat je anderen niet moet aandoen wat je niet wenst dat ze jou aandoen. De vrijheid van godsdienst is een hoog goed, maar mag niet misbruikt worden om rechten en vrijheden van anderen te ondermijnen. Waar intolerantie heerst mag je dit niet met tolerantie en welwillendheid, ‘Westerse beginselen', beantwoorden. Als anderen het recht ontzegd wordt op hun eigen religie, dan mag je dit niet welwillend bejegenen. Het komt neer op gedragssymmetrie. Als de wederpartij niet ‘in’ is voor echte dialoog dan heeft overleg geen zin. In dit licht is Halsema’s benadering de juiste en verdient steun.